Han Tijshen 'Een verwaarloosd griepje kan al leiden tot hartfalen'

Een emotionele gebeurtenis en zijn belangrijkste daad. Han Tijshen hoeft niet lang na te denken over wat hem als ‘medisch manager’ van NEC altijd het meest zal bijblijven. “Het terughalen van het leven van Ron”, vertelt Tijshen. “Want het draait binnen een professionele sportorganisatie niet alleen om prestaties.”

Ron is Ron de Groot, de assistent-trainer van NEC die op 12 oktober 2009 na de training getroffen werd door een hartstilstand. In de armen van Tijshen zakte De Groot in elkaar. “Slechts een procent van deze gevallen komt door de reanimatie heen”, stelt Tijshen vast. “Het geeft een band. We zijn qua karakter al een beetje hetzelfde, maar dit doet nog steeds wat met ons beiden. Maar vooral met zijn vrouw. Daar zijn geen woorden voor nodig. Dat is gevoelsmatig.”

Tijshen is bij NEC als medisch manager verantwoordelijk voor de gehele medische organisatie. Hij stuurt aan, van masseur tot performancetrainer, van fysiotherapeut tot arts. Een complexe materie en niet altijd gemakkelijk. “Het managen van spelers, waarbij blessures en preventiewerk een rol spelen, is een vak apart”, legt Tijshen uit. “Er is een groot belang en dat is de gezondheidssituatie van de spelers. Maar ook de club heeft een belang en daar moet je de juiste balans in vinden.”
Dat leidt volgens Tijshen soms tot impopulaire maatregelen. “Als een speler vroeger met koorts op bed lag, dan ging er een lading paracetamol in en dan was het spelen. Dat is nu niet meer mogelijk. Een verwaarloosd griepje kan al leiden tot hartfalen. Één van de stelregels is nu: voor iedere dag ziek is anderhalve dag voor herstel nodig.”

De controles zijn tegenwoordig streng. Tijshen: “Iedere speler die bij NEC ziek is geweest, wordt eerst onderworpen aan een cardiotraining voordat hij bij de groep aansluit. Dan wordt een speler binnen op de fiets en de loopband getest. Is iemand ziek geweest, dan is de rustpols verhoogd. Die kan dan tien slagen hoger zijn dan normaal en dan moet je die speler nauwgezet volgen.”

Iedere speler wordt tegenwoordig onderworpen aan het ‘Lausanne protocol’. “Daarmee toets je op aangeboren afwijkingen, maar ondanks die tests gaat het mis. Hoe kun je dat voorkomen, want het maakt je kwetsbaar. Na het geval Nouri heeft niemand in de medische wereld meer een goed woord over voor de clubarts van Ajax, maar het overkomt je. Je blijft kwetsbaar en daarom probeer je je op alle mogelijke manieren in te dekken met heel veel testen.”

Tijshen maakt een bruggetje naar de amateursport. “Voor amateurverenigingen moeten dit leermomenten zijn. Wij moeten de kennis delen, dat iemand die echt ziek is geweest, heel kwetsbaar is. Dat kan grote gevolgen hebben voor het hart. Koorts is daarbij leidend. Boven de 38 graden is gevaarlijk, tussen 37,5 en 38 moet je je afvragen of het verstandig is om te sporten.”

De discussie wel of niet spelen, wordt op alle niveaus gevoerd. “We hebben de medische staf, de technische staf en de speler zelf”, licht Tijshen de situatie bij NEC toe. “In dit drieluik zijn wij als medische staf een adviserend orgaan. Komt de gezondheidssituatie van een speler in het geding, dan zijn wij leidend. Wij kunnen namelijk alles onderbouwen. We meten en hebben data. Maar als blijkt uit fysieke data dat iemand nog niet fit is, wil dat nog niet zeggen dat hij niet inzetbaar is. Valt eenmaal het besluit dat iemand speelt, dan dragen we met zijn allen de verantwoordelijkheid en wijzen we niet naar elkaar als het misgaat.”

Tijshen trad na zijn opleiding fysiotherapie op zijn 22ste als fysiotherapeut in dienst bij TOP Oss. “In die tijd voetbalde ik zelf nog in mijn woonplaats Doornenburg bij GVA”, vertelt Tijshen. “Nadat ik een keer uit de wedstrijd was geschopt en een week niet had kunnen lopen, ben ik gestopt. Toen ik door die schop ook mijn werk niet meer kon verrichten, hoefde het voor mij niet meer.”

Die trap kreeg Tijshen uitgerekend tegen de amateurs van NEC. De club, die hem na elf jaar TOP Oss vroeg om in Nijmeegse dienst te komen. Voetballen in clubverband doet Tijshen niet meer, de Doornenburger legt zich nu toe op de triatlon. “De diversiteit in die sport is fantastisch. Zwemmen, lopen en fietsen. Ik heb de tijd genomen van een achillesprobleem af te komen en hoop dit jaar mee te kunnen doen aan de hele marathon van Almere. Bijna drie jaar geleden heb ik met een groep de halve triatlon van Luxemburg gedaan. Dan ga je intens met elkaar om, ook al is het een individuele sport. Die voetballers bij NEC zeggen hier: ‘Je bent hartstikke gek’. Maar ik vind het geweldig.”

De mogelijkheden en de onmogelijkheden van het menselijk lichaam. Tijshen is er dagelijks mee bezig en doceert. “We moeten in Nederland veel breder opleiden. Te beginnen op de basisschool. Je ziet nu bij kleuters al veel spierblessures. Dat komt door bewegingsarmoede, te eenzijdige sportbeoefening en het ontbreken van sportactiviteiten in en om de school.”
Tijshen vertaalt het ook naar de voetbalsport. “Daar word je veel te snel opgeleid voor een bepaalde positie. Het gevolg is dat je een gemaakte voetballer wordt. Het moet veel diverser. Ik heb ook veel contact met topdansers. Die trainen 35 uur per week. Een voetballer gemiddeld 14, 15 uur. We zijn terughoudend en voorzichtig, maar een lichaam kan veel meer hebben dan we aanbieden.”

Tijshen wijst ook op het mentale aspect en kijkt naar de jeugdacademie van NEC. ”Al die jongens kunnen voetballen, maar of ze het halen, hangt ook af van karakter. Als je topvoetballer wilt worden, moet je bereid zijn dingen te laten. Let je op je voeding, verricht je voldoende fysieke training? Ik heb zo mijn gedachten over topsport, maar ik kan niet verwachten dat een speler erin stopt, wat ik erin zou stoppen. Dat heb ik wel gedaan.”

“Ik wil een talent helpen om er voor hem alles uit te halen wat erin zit”, vervolgt Tijshen. “Maar is die wil er bij een ander niet, dan houdt het een keer op.”

Tijshen stelt ook hoge eisen aan zichzelf. “In mijn functie bij NEC heb ik mezelf zeker in het begin druk opgelegd. Was ik ook thuis nog bezig met mijn werk, 24/7 bereikbaar. Ik kan het nu wat meer van me afzetten. Ik stap in de auto en ik ben klaar. In het begin wilde ik me bewijzen. Alles sturen en in de hand houden. Maar verantwoordelijkheid draag je samen, dat kun je niet alleen. Ik zeg nu: ‘de enige weg naar succes is samen’. Dat vertel ik ook op gastcolleges. Je moet multidisciplinair samenwerken. Doe je dat niet, dan ben je een losse schakel in het geheel en maak je het jezelf heel lastig.”

Tijshen is een professional pur sang. Staat altijd klaar voor de club. “Op vier dagen na”, zegt de Doonenburger. “Ik ben een trotse dorpeling, zit bij een slagwerkgroep en ben betrokken bij het verenigingsleven. Wat karakteristiek is en wat verbindt in ons dorp is de Doornenburgse kermis. Die mogen ze me nooit afnemen. Dan ga ik vier dagen volle bak. Daar mag niemand aankomen. Als ik ooit nog eens ergens anders zou gaan werken, kan dat in de contractbesprekingen een struikelblok worden, haha!”